protector
- pro·tec·tor
- Naamwoord van handeling van protegeren met het achtervoegsel -or [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | protector | protectoren protectors |
verkleinwoord | protectortje | protectortjes |
de protector m
- iemand die of iets dat protegeert, een beschermer (b.v. voorwerp ter bescherming van de schaamdelen bij sommige sporten)
- (geschiedenis) rijksvoogd [2]
- mannelijke vorm van protectrice
- Het woord protector staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "protector" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ protector op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- pro·tec·tor
enkelvoud | meervoud |
---|---|
protector | protectores |
protector m
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | protector | protectores |
vrouwelijk | protectora | protectoras |
protector
- protector in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española