• pro·tec·tor
enkelvoud meervoud
naamwoord protector protectoren
protectors
verkleinwoord protectortje protectortjes

de protectorm

  1. iemand die of iets dat protegeert, een beschermer (b.v. voorwerp ter bescherming van de schaamdelen bij sommige sporten)
  2. (geschiedenis) rijksvoogd [2]
93 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[3]


  • pro·tec·tor
enkelvoud meervoud
protector protectores

protector m

  1. beschermer
  enkelvoud meervoud
mannelijk protector protectores
vrouwelijk protectora protectoras

protector

  1. beschermend, beschuttend, beveiligend