begerig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·ge·rig
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van begeren met het achtervoegsel -ig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | begerig | begeriger | begerigst |
verbogen | begerige | begerigere | begerigste |
partitief | begerigs | begerigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
begerig
- vol verlanging iets te verkrijgen waar men vaak geen recht op heeft
- Zij wierpen begerige blikken op het vele geld dat over de toonbank ging.
- schade veroorzakend verlangen
- Hij was zo begerig naar de nieuwste computer dat hij zijn vriendinnetje en zijn baan verloor.
Synoniemen
Vertalingen
1. vol verlanging iets te verkrijgen waar men vaak geen recht op heeft
Gangbaarheid
- Het woord begerig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "begerig" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be