• be·lust
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen belust beluster (belustst) *
verbogen beluste belustere (belustste) *
partitief belusts belusters -

belust

  1. verlangend en zoekend naar het genoemde
    • Een op macht beluste generaal plande de machtsgreep. 
    • Het publiek is op sensatie belust. 
     Hij wist Bolland spoedig voor een project warm te maken, dat deze man, door Weinreb als erg belust naar geld afgeschilderd, zeer aantrok.[3]
  • Omdat "-stst" moeilijk is uit te spreken en te verstaan kan voor de overtreffende trap beter de omschrijving "meest belust(e)" worden gebruikt. [4] [5]
  • belust op
95 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[6]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. belust op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron
    J. Presser
    “Ondergang. De vervolging en verdelging van het Nederlandse jodendom 1940-1945. Deel 2.”, 8e druk (1985), Staatsuitgeverij, Den Haag, ISBN 9012048931, p. 106
  4.   Weblink bron
    W. Haeseryn e.a.
    “6.4.3.1.2 Omschrijving van de trappen van vergelijking met meer en meest.” (januari 2019), punt 4 op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
  5.   Weblink bron “Omschreven trappen van vergelijking (algemeen)”, punt 3. op taaladvies.net (Nederlandse Taalunie)
  6.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be