bedompt
- be·dompt
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bedompt | bedompter | bedomptst |
verbogen | bedompte | bedomptere | bedomptste |
partitief | bedompts | bedompters | - |
bedompt [3]
- van een ruimte dat je er moeilijk kunt ademhalen, dat het er stinkt en er geen frisse lucht is
- Sociëteit is een groot woord voor de twee bedompte zaaltjes op de begane grond van het gezamenlijke verenigingsgebouw. Uitbreiden is geen optie, want ernaast zit de Bikini, een studentendiscotheek die wordt uitgebaat door het RSC, dat ook de hele bovenverdieping bezet.[4]
1. van een ruimte dat je er moeilijk kunt ademhalen, dat het er stinkt en er geen frisse lucht is
- Het woord bedompt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bedompt" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "bedompt" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ bedompt op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Caspar Naber 8 april 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be