benauwend
- be·nau·wend
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | benauwend | benauwender | benauwendst |
verbogen | benauwende | benauwendere | benauwendste |
partitief | benauwends | benauwenders | - |
benauwend
- angst opwekkend
- Het gaf een benauwend gevoel om te weten dat we er een aantal uur niet uit zouden kunnen.
vervoeging van: | benauwen |
verbogen vorm: | benauwende |
benauwend
- Het woord benauwend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "benauwend" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be