bassin
Niet te verwarren met: basin, Bassin |
- bas·sin
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘waterbekken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bassin | bassins |
verkleinwoord | - | - |
het bassin o
- (waterbeheer) bekken met een ondoorlaatbare bodem waarin water opgeslagen kan worden
- Het bassin moet weer schoongemaakt worden.
- ▸ In het zwakke licht uit één enkel raam vlak tegen het plafond zag ik een ondiep bassin vol water, maar de rest van de ruimte was donker.[2]
1. bekken met een ondoorlaatbare bodem waarin water opgelagen kan worden
- Het woord bassin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bassin" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "bassin" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Danielle Teller (vert. Marja Borg)“Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026346477
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
bassin | le bassin | bassins | les bassins |
bassin m
- (geologie) bekken [4], stroomgebied
- (waterbeheer) bassin, waterbekken
- (scheepvaart) ankerplaats, rede [3]
- (Belgisch Frans) zwembad
- [4] piscine