bangheid
- Geluid: bangheid (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbɑŋhɛit / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈbɑŋɦɛːɪt/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈbɑŋɦɛːt/
- bang·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bangheid | - |
verkleinwoord | - | - |
de bangheid v
- een toestand van schrik
- Bij bangheid gaat het hart sneller slaan.
- het gauw bang zijn
- Je zal je bangheid voor het donker moeten proberen af te leren.
1. toestand van schrik
- Het woord bangheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bangheid" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
61 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be