backen
- bac·ken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
backen |
backte |
gebackt |
zwak -t | volledig |
backen
- overgankelijk steunen
- overgankelijk (muziek) (iemand) instrumentaal of vocaal begeleiden
- Het woord backen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "backen" herkend door:
59 % | van de Nederlanders; |
53 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ backen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA:
- ba·cken
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
backen |
backte (verouderd: buk) |
gebacken |
zwak | volledig | Klasse 6 sterk
gemengd |
backen
- overgankelijk, (kookkunst) bakken
- «Heute wollen wir einen Kuchen backen.»
- Vandaag willen we een taart bakken.
- «Heute wollen wir einen Kuchen backen.»
- Afkomstig van het Oudhoogduitse werkwoord pachan
- Verwant met:
backen
backen