• bê·te
  • Leenwoord uit Frans bête, in de betekenis van ‘dom’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1] [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bête bêter bêtest
verbogen bêtere bêteste
partitief bêtes bêters -

bête [3]

  1. dom, onnozel [4]



bête v

  1. dier, beest
  2. (spreektaal) (figuurlijk) stommeling, uilskuiken [2]

bête

  1. dom, stom, onnozel
  2. (Canada) woest, woedend