atmosfeer
- at·mo·sfeer
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘dampkring’ voor het eerst aangetroffen in 1789 [1]
- afgeleid van het Franse atmosphère [2]
- afgeleid van sfeer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | atmosfeer | atmosferen |
verkleinwoord | atmosfeertje | atmosfeertjes |
- een gasvormig omhulsel van een planeet of maan
- overdrachtelijk: een heersende stemming
- Na het vertrek van de lastige leerling werd de atmosfeer om de klas een stuk prettiger.
- ▸ Om de zwarte atmosfeer wat tegenspel te bieden deed ze de schemerlamp naast de televisie aan.[4]
- (eenheid) een natuurkundige eenheid voor de gasdruk
- De druk van de lucht in een fietsband is ongeveer 3 atmosfeer.
- [1] dampkring
- [1] aardatmosfeer, broeikasatmosfeer, groepsatmosfeer, koolzuuratmosfeer, maanatmosfeer, mesosfeer, stratosfeer, oeratmosfeer, zonneatmosfeer, zuurstofatmosfeer
1. een gasvormig omhulsel van een planeet of maan.
2. een stemming.
2. eenheid.
- Het woord atmosfeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "atmosfeer" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "atmosfeer" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ Tubantia 2 jul. 2019 Dit is hoe je kunt leven op de maan
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be