assumeren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van assumeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | assumeren | te assumeren | ||||||||
toekomend | zullen assumeren | te zullen assumeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geassumeerd | te hebben geassumeerd | ||||||||
toekomend | geassumeerd zullen hebben | geassumeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
assumerend | geassumeerd | ev. assumeer |
mv. verouderd assumeert |
assumere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | assumeer | assumeert | assumeert | assumeert | assumeert | assumeren | assumeren | assumeren | |||
verleden (o.v.t.) | assumeerde | assumeerde | assumeerde | assumeerde | assumeerde | assumeerden | assumeerden | assumeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal assumeren | zult/zal assumeren | zult/zal assumeren | zult assumeren | zal assumeren | zullen assumeren | zullen assumeren | zullen assumeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou assumeren | zou assumeren | zou(dt) assumeren | zoudt assumeren | zou assumeren | zouden assumeren | zouden assumeren | zouden assumeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geassumeerd | hebt geassumeerd | hebt/heeft geassumeerd | hebt geassumeerd | heeft geassumeerd | hebben geassumeerd | hebben geassumeerd | hebben geassumeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geassumeerd | had geassumeerd | had geassumeerd | hadt geassumeerd | had geassumeerd | hadden geassumeerd | hadden geassumeerd | hadden geassumeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geassumeerd hebben | zal/zult geassumeerd hebben | zult/zal geassumeerd hebben | zult geassumeerd hebben | zal geassumeerd hebben | zullen geassumeerd hebben | zullen geassumeerd hebben | zullen geassumeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geassumeerd hebben | zou geassumeerd hebben | zou/zoudt geassumeerd hebben | zoudt geassumeerd hebben | zou geassumeerd hebben | zouden geassumeerd hebben | zouden geassumeerd hebben | zouden geassumeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geassumeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geassumeerd | er is geassumeerd | |||||||||
verleden | er werd geassumeerd | er was geassumeerd | |||||||||
toekomend | er zal geassumeerd worden | er zal geassumeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geassumeerd worden | er zou geassumeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geassumeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geassumeerd worden | geassumeerd te worden | ||||||||
toekomend | geassumeerd zullen worden | geassumeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geassumeerd zijn | geassumeerd te zijn | ||||||||
toekomend | geassumeerd zullen zijn | geassumeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geassumeerd | wordt geassumeerd | wordt geassumeerd | wordt geassumeerd | wordt geassumeerd | worden geassumeerd | worden geassumeerd | worden geassumeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geassumeerd | werd geassumeerd | werd geassumeerd | werdt geassumeerd | werd geassumeerd | werden geassumeerd | werden geassumeerd | werden geassumeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geassumeerd worden | zult geassumeerd worden | zult geassumeerd worden | zult geassumeerd worden | zal geassumeerd worden | zullen geassumeerd worden | zullen geassumeerd worden | zullen geassumeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geassumeerd worden | zou geassumeerd worden | zou/zoudt geassumeerd worden | zoudt geassumeerd worden | zou geassumeerd worden | zouden geassumeerd worden | zouden geassumeerd worden | zouden geassumeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geassumeerd | bent geassumeerd | bent/is geassumeerd | zijt geassumeerd | is geassumeerd | zijn geassumeerd | zijn geassumeerd | zijn geassumeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geassumeerd | was geassumeerd | was geassumeerd | waart geassumeerd | was geassumeerd | waren geassumeerd | waren geassumeerd | waren geassumeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geassumeerd zijn | zult geassumeerd zijn | zult geassumeerd zijn | zult geassumeerd zijn | zal geassumeerd zijn | zullen geassumeerd zijn | zullen geassumeerd zijn | zullen geassumeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geassumeerd zijn | zou geassumeerd zijn | zou/zoudt geassumeerd zijn | zoudt geassumeerd zijn | zou geassumeerd zijn | zouden geassumeerd zijn | zouden geassumeerd zijn | zouden geassumeerd zijn |