assertiviteit
- as·ser·ti·vi·teit
- afgeleid van assertief met het achtervoegsel -iteit
- afgeleid van het Franse assertivité (met het achtervoegsel -iteit) [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | assertiviteit | assertiviteiten |
verkleinwoord |
de assertiviteit v
- het opkomen voor jezelf zonder agressief over te komen
- Zo lijkt het conflict voor veel Turken de boodschap van de AKP te bevestigen: de grondwetswijziging zal Turkije sterker maken en dat proberen buitenlandse grootmachten te voorkomen. Het is een uitgelezen kans assertiviteit tegenover Europa te tonen. Cavusoglu zei zaterdag dat Nederland en Duitsland niet kunnen voorkomen dat Turken er campagne voeren. „Wij gaan waarheen wij willen om onze burgers te ontmoeten.”[2]
1. het opkomen voor jezelf zonder agressief over te komen
- Het woord assertiviteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "assertiviteit" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ NRC Toon Beemsterboer 6 maart 2017
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be