antistof
- an·ti·stof
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | antistof | antistoffen |
verkleinwoord | antistofje | antistofjes |
- (biologie) eiwit dat de werking van lichaamsvreemde stoffen zoals virussen, bacteriën of grote moleculen opheft
- ▸ De strategie heeft in elk geval een negatief effect gehad op het aantal sterfgevallen van het land. Met 43 sterfgevallen per 100.000 inwoners is het sterftecijfer van Zweden wereldwijd een van de hoogste en uit een eerste Zweedse studie naar groepsimmuniteit blijkt dat slechts 7,3 procent van de Stockholmers antistoffen tegen Covid-19 heeft opgebouwd. In veel Europese landen stabiliseert het aantal doden en besmettingen, in Zweden blijft de curve doorlopen.[1]
- Het woord antistof staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "antistof" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron “Brein achter omstreden Zweedse coronastrategie geeft fouten toe” (03-06-2020), Tubantia
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be