antigeen
- an·ti·geen
- In de betekenis van ‘stof die in organisme tegengif vormt’ voor het eerst aangetroffen in 1950 [1]
- met het voorvoegsel anti- en met het achtervoegsel -geen [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | antigeen | antigenen |
verkleinwoord | antigeentje | antigeentjes |
het antigeen o
- (medisch) lichaamsvreemde afweeropwekkende stof
1. lichaamsvreemde afweeropwekkende stof
- Het woord antigeen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "antigeen" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "antigeen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ antigeen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be