• an·ti·se·mi·tis·me
enkelvoud meervoud
naamwoord antisemitisme -
verkleinwoord

het antisemitismeo

  1. anti-Joods racisme, mensen discrimineren vanwege hun Joodse afkomst
    • De anti-Joodse politiek van de nazi's viel in Wenen, waar het antisemitisme al eeuwen oud was en sinds het begin van de 20e eeuw toegenomen was, in goede aarde. In de Kristallnacht op 9 november 1938 werden de synagoges, niet alleen religieuze maar ook sociale centra in het Joodse leven, verwoest [1] 
98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]