• an·al·fa·beet
enkelvoud meervoud
naamwoord analfabeet analfabeten
verkleinwoord analfabeetje analfabeetjes

de analfabeetm

  1. iemand die niet kan lezen of schrijven
     Dan kan het ene onderzoeksinstituut wel beleid formuleren om laaggeletterden, analfabeten en immigranten te steunen, en het andere instituut kan proberen de hoogbegaafden, de neuroten of de autistische ICT’ers te redden, maar je kunt ook bedenken dat de algehele systematiek waarin die mensen allemaal moeten functioneren blijkbaar te streng en te onbegrijpelijk is.[3]
     In de negentiende eeuw schreef Honoré de Balzac dat Calvijn in Genève een ‘religieuze terreur organiseerde’ en in 1936 publiceerde Stefan Zweig een roman waarin Calvijn zo wordt afgeschilderd dat volgens kerkhistoricus Herman Selderhuis ‘zelfs een analfabeet de overeenkomst met Adolf Hitler niet kon ontgaan.’[4]
      Dezelfde volkstelling geeft eene nog krachtigere veroordeeling van het verfranschingstelsel, dat hier zoo driest heerscht, door het aanzienlijk getal analphabeten of te enemaal ongeletterden.[5]
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[6]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. analfabeet op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron
    Maxim Februari
    “Ontoegankelijk bolwerk van leuke, flexibele mensen” (10 april 2018) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron
    Rob Hartmans
    “Calvijn was geen massamoordenaar” (28 april 2017) op nrc.nl  
  5.   Weblink bron
    E.C.
    Ons taalrecht., F. Rens, Gent in: De Eendracht, jrg. 24 nr. 17 (13 februari 1870), p. 66 kol. 2
  6.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be