• am·bi·ti·eus
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ambitieus ambitieuzer ambitieust
verbogen ambitieuze ambitieuzere ambitieuste
partitief ambitieus ambitieuzers -

ambitieus

  1. vol van de wens en het vertrouwen om iets te bereiken
    • De ambitieuze zakenman werd met tegenslagen geconfronteerd. 
    • Het verhaal is losjes gebaseerd op een slecht gedocumenteerd historisch mengsel van feit en achterklap: de driehoeksverhouding tussen de Britse koningin Anne, haar jeugdvriendin, belangrijkste adviseur en misschien wel geliefde Sarah Churchill (Rachel Weisz) en het ambitieuze kamermeisje Abigail Masham. [2] 
     Maar het was een antwoord dat niet echt paste bij een jong en ambitieus iemand.[3]
     Provence was de ambitieuste van de twee broers.[4]
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]