• am·bi·tie
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘eerzucht’ voor het eerst aangetroffen in 1555 [1]
  • uit het Frans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord ambitie ambities
verkleinwoord ambitietje ambitietjes

de ambitiev

  1. het begeren een bepaald succes te behalen
    • Het was zijn ambitie niet om daar een carrière van te maken. 
    • Word je er wel eens bang van? Je hebt vaak gezegd dat je eeuwig wilt leven, je maakt daar op het moment zelfs een televisieprogramma over: ‘Nee, want ik voel me nu goed. Ik vind het trouwens een volkomen natuurlijke ambitie om eeuwig te willen leven. [3] 
     Ambities te over bij Bezos, maar op het podium presenteerde hij slechts een model. Voor het realiseren van zijn maanmissies, moet er nog veel gebeuren. Om maar wat te noemen: voor een veilige landing van Blue Moon is een nieuwe remraket nodig, die deze zomer getest zal worden.[4]
     Loop in deze coronatijden een paar dagen mee op een vakantiepark of een camping in Nederland en je stuit binnen de kortste keren op de scherven van gebroken dromen en vertrapte ambities.[5]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[6]
  1. "ambitie" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. ambitie op website: Etymologiebank.nl
  3. de Volkskrant Nathalie Huigsloot25 januari 2019 INTERVIEW JAN MULDER
  4.   Weblink bron
    Thomas Kragten
    “Hoe haalbaar is de nieuwe maanlander van Amazon-topman Jeff Bezos?” (23/09/2018), de Volkskrant
  5.   Weblink bron “De camping in plaats van de Olympische Spelen: ‘Dit is natuurlijk het andere uiterste’” (24 juli 2020), de Volkskrant
  6.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be