alter
- al·ter
- van Engels alter; op te vatten als (verkorting) van alter ego
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | alter | alters |
verkleinwoord | - | - |
- Het woord 'alter' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "alter" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Nevid, J.S.e.a.(vert.E. Hoencampe.a.) Psychiatrie. Een Inleiding 8e druk (2016) Pearson Education, Amsterdam; ISBN 9789043024280; p. 351; geraadpleegd 2017-05-29
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- [zelfstandig naamwoord] van alternate (personality) "alter ego"
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to alter |
he/she/it | alters |
verleden tijd | altered |
voltooid deelwoord |
altered |
onvoltooid deelwoord |
altering |
gebiedende wijs | alter |
alter
- (medisch) afzonderlijke persoonlijkheid bij iemand die door een dissociatieve identiteitsstoornis meerdere persoonlijkheidstoestanden heeft
alter
- tweede
- «Dum te intueor, alterum me mihi intueri videor.»
- Terwijl ik naar jou kijk, krijg ik de indruk dat ik naar een tweede ik kijk.
- «Dum te intueor, alterum me mihi intueri videor.»