• per·so·na·li·ty
  • uit het Engels [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord personality personality's
verkleinwoord

de personalityv

  1. persoonlijkheid met een zekere (cult)status en bekendheid
    • Wie is er een echte personality? 
     In eigen land ging de eretitel Coach van het Jaar aan haar neus voorbij. Maar echt rouwig zal Sarina Wiegman daar niet om zijn geweest. De Nederlandse bondscoach van de Engelse voetbalploeg werd bij het jaarlijkse gala Sports Personality of the Year uitgeroepen tot Coach van het Jaar.[2]
  1. personality op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “Clean sweep Engelse voetbalsters in verkiezing: Wiegman beste coach, hoogste eer Mead” (woensdag 21 december 2022, 22:26), NOS


enkelvoud meervoud
personality personalities

personality

  1. persoonlijkheid
  2. (pregnant) personality, iemand met een zekere goede bekendheid
  3. charisma, charme