alkaliseren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van alkaliseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | alkaliseren | te alkaliseren | ||||||||
toekomend | zullen alkaliseren | te zullen alkaliseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gealkaliseerd | te hebben gealkaliseerd | ||||||||
toekomend | gealkaliseerd zullen hebben | gealkaliseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
alkaliserend | gealkaliseerd | ev. alkaliseer |
mv. verouderd alkaliseert |
alkalisere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | alkaliseer | alkaliseert | alkaliseert | alkaliseert | alkaliseert | alkaliseren | alkaliseren | alkaliseren | |||
verleden (o.v.t.) | alkaliseerde | alkaliseerde | alkaliseerde | alkaliseerde | alkaliseerde | alkaliseerden | alkaliseerden | alkaliseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal alkaliseren | zult/zal alkaliseren | zult/zal alkaliseren | zult alkaliseren | zal alkaliseren | zullen alkaliseren | zullen alkaliseren | zullen alkaliseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou alkaliseren | zou alkaliseren | zou(dt) alkaliseren | zoudt alkaliseren | zou alkaliseren | zouden alkaliseren | zouden alkaliseren | zouden alkaliseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gealkaliseerd | hebt gealkaliseerd | hebt/heeft gealkaliseerd | hebt gealkaliseerd | heeft gealkaliseerd | hebben gealkaliseerd | hebben gealkaliseerd | hebben gealkaliseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gealkaliseerd | had gealkaliseerd | had gealkaliseerd | hadt gealkaliseerd | had gealkaliseerd | hadden gealkaliseerd | hadden gealkaliseerd | hadden gealkaliseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gealkaliseerd hebben | zal/zult gealkaliseerd hebben | zult/zal gealkaliseerd hebben | zult gealkaliseerd hebben | zal gealkaliseerd hebben | zullen gealkaliseerd hebben | zullen gealkaliseerd hebben | zullen gealkaliseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gealkaliseerd hebben | zou gealkaliseerd hebben | zou/zoudt gealkaliseerd hebben | zoudt gealkaliseerd hebben | zou gealkaliseerd hebben | zouden gealkaliseerd hebben | zouden gealkaliseerd hebben | zouden gealkaliseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gealkaliseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gealkaliseerd | er is gealkaliseerd | |||||||||
verleden | er werd gealkaliseerd | er was gealkaliseerd | |||||||||
toekomend | er zal gealkaliseerd worden | er zal gealkaliseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gealkaliseerd worden | er zou gealkaliseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gealkaliseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gealkaliseerd worden | gealkaliseerd te worden | ||||||||
toekomend | gealkaliseerd zullen worden | gealkaliseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gealkaliseerd zijn | gealkaliseerd te zijn | ||||||||
toekomend | gealkaliseerd zullen zijn | gealkaliseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gealkaliseerd | wordt gealkaliseerd | wordt gealkaliseerd | wordt gealkaliseerd | wordt gealkaliseerd | worden gealkaliseerd | worden gealkaliseerd | worden gealkaliseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gealkaliseerd | werd gealkaliseerd | werd gealkaliseerd | werdt gealkaliseerd | werd gealkaliseerd | werden gealkaliseerd | werden gealkaliseerd | werden gealkaliseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gealkaliseerd worden | zult gealkaliseerd worden | zult gealkaliseerd worden | zult gealkaliseerd worden | zal gealkaliseerd worden | zullen gealkaliseerd worden | zullen gealkaliseerd worden | zullen gealkaliseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gealkaliseerd worden | zou gealkaliseerd worden | zou/zoudt gealkaliseerd worden | zoudt gealkaliseerd worden | zou gealkaliseerd worden | zouden gealkaliseerd worden | zouden gealkaliseerd worden | zouden gealkaliseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gealkaliseerd | bent gealkaliseerd | bent/is gealkaliseerd | zijt gealkaliseerd | is gealkaliseerd | zijn gealkaliseerd | zijn gealkaliseerd | zijn gealkaliseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gealkaliseerd | was gealkaliseerd | was gealkaliseerd | waart gealkaliseerd | was gealkaliseerd | waren gealkaliseerd | waren gealkaliseerd | waren gealkaliseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gealkaliseerd zijn | zult gealkaliseerd zijn | zult gealkaliseerd zijn | zult gealkaliseerd zijn | zal gealkaliseerd zijn | zullen gealkaliseerd zijn | zullen gealkaliseerd zijn | zullen gealkaliseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gealkaliseerd zijn | zou gealkaliseerd zijn | zou/zoudt gealkaliseerd zijn | zoudt gealkaliseerd zijn | zou gealkaliseerd zijn | zouden gealkaliseerd zijn | zouden gealkaliseerd zijn | zouden gealkaliseerd zijn |