aliniëren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van aliniëren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aliniëren | te aliniëren | ||||||||
toekomend | zullen aliniëren | te zullen aliniëren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gealinieerd | te hebben gealinieerd | ||||||||
toekomend | gealinieerd zullen hebben | gealinieerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
aliniërend | gealinieerd | ev. alinieer |
mv. verouderd alinieert |
aliniëre | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | alinieer | alinieert | alinieert | alinieert | alinieert | aliniëren | aliniëren | aliniëren | |||
verleden (o.v.t.) | alinieerde | alinieerde | alinieerde | alinieerde | alinieerde | alinieerden | alinieerden | alinieerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aliniëren | zult/zal aliniëren | zult/zal aliniëren | zult aliniëren | zal aliniëren | zullen aliniëren | zullen aliniëren | zullen aliniëren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aliniëren | zou aliniëren | zou(dt) aliniëren | zoudt aliniëren | zou aliniëren | zouden aliniëren | zouden aliniëren | zouden aliniëren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gealinieerd | hebt gealinieerd | hebt/heeft gealinieerd | hebt gealinieerd | heeft gealinieerd | hebben gealinieerd | hebben gealinieerd | hebben gealinieerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gealinieerd | had gealinieerd | had gealinieerd | hadt gealinieerd | had gealinieerd | hadden gealinieerd | hadden gealinieerd | hadden gealinieerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gealinieerd hebben | zal/zult gealinieerd hebben | zult/zal gealinieerd hebben | zult gealinieerd hebben | zal gealinieerd hebben | zullen gealinieerd hebben | zullen gealinieerd hebben | zullen gealinieerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gealinieerd hebben | zou gealinieerd hebben | zou/zoudt gealinieerd hebben | zoudt gealinieerd hebben | zou gealinieerd hebben | zouden gealinieerd hebben | zouden gealinieerd hebben | zouden gealinieerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gealinieerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gealinieerd | er is gealinieerd | |||||||||
verleden | er werd gealinieerd | er was gealinieerd | |||||||||
toekomend | er zal gealinieerd worden | er zal gealinieerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gealinieerd worden | er zou gealinieerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gealinieerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gealinieerd worden | gealinieerd te worden | ||||||||
toekomend | gealinieerd zullen worden | gealinieerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gealinieerd zijn | gealinieerd te zijn | ||||||||
toekomend | gealinieerd zullen zijn | gealinieerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gealinieerd | wordt gealinieerd | wordt gealinieerd | wordt gealinieerd | wordt gealinieerd | worden gealinieerd | worden gealinieerd | worden gealinieerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gealinieerd | werd gealinieerd | werd gealinieerd | werdt gealinieerd | werd gealinieerd | werden gealinieerd | werden gealinieerd | werden gealinieerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gealinieerd worden | zult gealinieerd worden | zult gealinieerd worden | zult gealinieerd worden | zal gealinieerd worden | zullen gealinieerd worden | zullen gealinieerd worden | zullen gealinieerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gealinieerd worden | zou gealinieerd worden | zou/zoudt gealinieerd worden | zoudt gealinieerd worden | zou gealinieerd worden | zouden gealinieerd worden | zouden gealinieerd worden | zouden gealinieerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gealinieerd | bent gealinieerd | bent/is gealinieerd | zijt gealinieerd | is gealinieerd | zijn gealinieerd | zijn gealinieerd | zijn gealinieerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gealinieerd | was gealinieerd | was gealinieerd | waart gealinieerd | was gealinieerd | waren gealinieerd | waren gealinieerd | waren gealinieerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gealinieerd zijn | zult gealinieerd zijn | zult gealinieerd zijn | zult gealinieerd zijn | zal gealinieerd zijn | zullen gealinieerd zijn | zullen gealinieerd zijn | zullen gealinieerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gealinieerd zijn | zou gealinieerd zijn | zou/zoudt gealinieerd zijn | zoudt gealinieerd zijn | zou gealinieerd zijn | zouden gealinieerd zijn | zouden gealinieerd zijn | zouden gealinieerd zijn |