1. Nederlands afweergeschut in de jaren 80 van de 20e eeuw.
  • af·weer·ge·schut
enkelvoud meervoud
naamwoord afweergeschut -
verkleinwoord - -

het afweergeschuto

  1. (militair) verzamelterm voor vuurwapens waarmee verdedigers aanvallende vliegtuigen kunnen bestoken
    • Het afweergeschut was niet goed geregeld, waardoor de oorlog werd verloren. 
     Ik hoor weer hoe een luchtalarm klinkt, hoe afweergeschut klinkt, vliegtuigen die laag overkomen.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Carlijn Vis
    “‘Het dreigende gevoel dat er toen was, voel ik nu weer’” (31 maart 2022) op nrc.nl