afwasser
- af·was·ser
- Naamwoord van handeling van afwassen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afwasser | afwassers |
verkleinwoord | afwassertje | afwassertjes |
de afwasser m
- (techniek) apparaat om automatisch de vaat te reinigen
- (beroep) iemand die in een restaurant de vaat reinigt
- ▸ Ik was afwasser bij een eetcafé bij mijn middelbare school om de hoek.[1]
- mannelijke vorm van afwasster
1. een apparaat om automatisch de afwas te doen
- Het woord afwasser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afwasser" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Pepijn Lanen“Avonturen op de maan” (2022), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026360336
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be