afvijzen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van afvijzen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | afvijzen | af te vijzen | ||||||||
toekomend | zullen afvijzen af zullen vijzen |
te zullen afvijzen af te zullen vijzen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben afgevezen | te hebben afgevezen | ||||||||
toekomend | afgevezen zullen hebben | afgevezen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
afvijzend | afgevezen | ev. vijs af |
mv. verouderd vijst af |
vijze af (bijzin) afvijze | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | vijs af | vijst af | vijst af | vijst af | vijst af | vijzen af | vijzen af | vijzen af | |||
verleden (o.v.t.) | vees af | vees af | vees af | vees af | vees af | vezen af | vezen af | vezen af | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afvijzen | zult/zal afvijzen | zult/zal afvijzen | zult afvijzen | zal afvijzen | zullen afvijzen | zullen afvijzen | zullen afvijzen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afvijzen | zou afvijzen | zou(dt) afvijzen | zoudt afvijzen | zou afvijzen | zouden afvijzen | zouden afvijzen | zouden afvijzen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | afvijs | afvijst | afvijst | afvijst | afvijst | afvijzen | afvijzen | afvijzen | |||
verleden (o.v.t.) | afvees | afvees | afvees | afvees | afvees | afvezen | afvezen | afvezen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afvijzen af zal vijzen |
zult/zal afvijzen af zult/zal vijzen |
zult/zal afvijzen af zult/zal vijzen |
zult afvijzen af zult vijzen |
zal afvijzen af zal vijzen |
zullen afvijzen af zullen vijzen |
zullen afvijzen af zullen vijzen |
zullen afvijzen af zullen vijzen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afvijzen af zou vijzen |
zou afvijzen af zou vijzen |
zou(dt) afvijzen af zou(dt) vijzen |
zoudt afvijzen af zoudt vijzen |
zou afvijzen af zou vijzen |
zouden afvijzen af zouden vijzen |
zouden afvijzen af zouden vijzen |
zouden afvijzen af zouden vijzen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb afgevezen | hebt afgevezen | hebt/heeft afgevezen | hebt afgevezen | heeft afgevezen | hebben afgevezen | hebben afgevezen | hebben afgevezen | |||
verleden (v.v.t.) | had afgevezen | had afgevezen | had afgevezen | hadt afgevezen | had afgevezen | hadden afgevezen | hadden afgevezen | hadden afgevezen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal afgevezen hebben | zal/zult afgevezen hebben | zult/zal afgevezen hebben | zult afgevezen hebben | zal afgevezen hebben | zullen afgevezen hebben | zullen afgevezen hebben | zullen afgevezen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou afgevezen hebben | zou afgevezen hebben | zou/zoudt afgevezen hebben | zoudt afgevezen hebben | zou afgevezen hebben | zouden afgevezen hebben | zouden afgevezen hebben | zouden afgevezen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm afgevezen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt afgevezen | er is afgevezen | |||||||||
verleden | er werd afgevezen | er was afgevezen | |||||||||
toekomend | er zal afgevezen worden | er zal afgevezen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou afgevezen worden | er zou afgevezen zijn | |||||||||
lijdende vorm afgevezen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | afgevezen worden | afgevezen te worden | ||||||||
toekomend | afgevezen zullen worden | afgevezen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | afgevezen zijn | afgevezen te zijn | ||||||||
toekomend | afgevezen zullen zijn | afgevezen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word afgevezen | wordt afgevezen | wordt afgevezen | wordt afgevezen | wordt afgevezen | worden afgevezen | worden afgevezen | worden afgevezen | |||
verleden (o.v.t.) | werd afgevezen | werd afgevezen | werd afgevezen | werdt afgevezen | werd afgevezen | werden afgevezen | werden afgevezen | werden afgevezen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal afgevezen worden | zult afgevezen worden | zult afgevezen worden | zult afgevezen worden | zal afgevezen worden | zullen afgevezen worden | zullen afgevezen worden | zullen afgevezen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afgevezen worden | zou afgevezen worden | zou/zoudt afgevezen worden | zoudt afgevezen worden | zou afgevezen worden | zouden afgevezen worden | zouden afgevezen worden | zouden afgevezen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben afgevezen | bent afgevezen | bent/is afgevezen | zijt afgevezen | is afgevezen | zijn afgevezen | zijn afgevezen | zijn afgevezen | |||
verleden (v.v.t.) | was afgevezen | was afgevezen | was afgevezen | waart afgevezen | was afgevezen | waren afgevezen | waren afgevezen | waren afgevezen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal afgevezen zijn | zult afgevezen zijn | zult afgevezen zijn | zult afgevezen zijn | zal afgevezen zijn | zullen afgevezen zijn | zullen afgevezen zijn | zullen afgevezen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou afgevezen zijn | zou afgevezen zijn | zou/zoudt afgevezen zijn | zoudt afgevezen zijn | zou afgevezen zijn | zouden afgevezen zijn | zouden afgevezen zijn | zouden afgevezen zijn |