afsluitend
- Geluid: áfsluitend (hulp, bestand)
- ww: IPA: / ˈɑfslœytənt / (3 lettergrepen)
- Geluid: afslúítend (hulp, bestand)
- bn: IPA: / ɑfˈslœytənt / (3 lettergrepen)
- af·slui·tend
vervoeging van: | afsluiten |
verbogen vorm: | afsluitende |
áfsluitend
- onvoltooid deelwoord van áfsluiten
- attributief gebruikt
- Het geheel wordt bedekt met een afsluitend dekseltje van glas.
- In een goed afsluitende verpakking is ons produkt langer houdbaar.
- bijwoordelijk gebruikt
- Afsluitend werd nog genoten van een heerlijke maaltijd.
- Afsluitend zou ik willen zeggen dat ik vandaag genoten heb.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | afsluitend | afsluitender | afsluitendst |
verbogen | afsluitende | afsluitendere | afsluitendste |
partitief | afsluitends | afsluitenders | - |
afslúítend
- het einde vormend
- De renner kwam bij de afsluitende klim in het rondje ten val.
- ▸ Slechts twee jaar later zeilde hij het mooiste en snelste jacht dat er toen was naar de overwinning in de Kielregatta en zat aan de tafel van de Kaiser bij het afsluitende banket, net verloofd met Ingeborg.[2]
- Het woord afsluitend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142