afmelden
- af·mel·den
- samenstelling van af bw en melden ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afmelden |
meldde af |
afgemeld |
zwak -d | volledig |
afmelden
- wederkerend (informatica) de sessie binnen een programma beëindigen
- Toen hij klaar was met het programma moest hij zich afmelden.
- wederkerend niet langer deelnemen aan
- Hij meldde zich af van die vergadering omdat hij een andere afspraak had.
- 1. uitloggen
1. de sessie binnen een programma beëindigen
2. niet langer deelnemen aan
- Het woord afmelden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afmelden" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be