doek geverfd met het afkooksel van de sogabast
  • af·kook·sel
enkelvoud meervoud
naamwoord afkooksel afkooksels
verkleinwoord afkookseltje afkookseltjes

het afkookselo

  1. vloeistof waarin de oplosbare stoffen uit een vaste stof zijn opgelost door koken
  • een flauw afkooksel
iets dat heel slap is in vergelijking met het origineel
Vergeleken met de epische strijd die Laurent Fignon en Greg Lemond uitvochten in de Tour van 1989 en de niet aflatende ijver waarmee Lance Armstrong en Jan Ullrich elkaar in 2003 bestookten, was de strijd tussen Contador en Schleck een flauw afkooksel.[2]
    • CD&V-parlementslid Ward Kennes benadrukt dat het werkbezoek geen flauw afkooksel zal zijn van een hoorzitting. Hij wil spreken met de directeur, de voorzitter van de raad van bestuur, het hoofd van de juridische dienst, vertegenwoordigers van het personeel en een verantwoordelijke voor de vertalers en tolken.[3] 
85 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]