affectie
![]() |
- af·fec·tie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘genegenheid’ voor het eerst aangetroffen in 1433 [1]
- via het Franse affection en het Latijnse affectionem van affectio [2]
- Naamwoord van handeling van affecteren met het achtervoegsel -ie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | affectie | affecties |
verkleinwoord |
de affectie v
- (psychologie) genegenheid, liefde
- Knuffelen en affectie tonen.
- ▸ Ik heb in het algemeen niets tegen nieuwkomers, en in het bijzonder heb ik een grote affectie ontwikkeld voor het meisje Hind, dat op een dag in de bar verscheen en niet meer vertrok.[3]
- (medisch) aandoening
- Voor longaffectie is een snelle diagnose en stoppen met methotrexaat noodzakelijk.
- Het woord affectie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "affectie" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "affectie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ affectie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Jessie Burton (vert.Marja Borg)“De muze” (2017), Luitingh-Sijthoff
, ISBN 9789024574704
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be