• af·fec·ti·vi·teit
enkelvoud meervoud
naamwoord affectiviteit affectiviteiten
verkleinwoord

de affectiviteitv

  1. de mate waarin iemand openstaat om gevoelsmatig geraakt te worden
    • Eerst probeerde ik Veldmans magnum opus Haptonomie, wetenschap van de affectiviteit te lezen. Het bleek een ondoordringbaar boek vol pretentieuze orakeltaal. Nergens verwees hij naar concreet wetenschappelijk onderzoek. [2] 
90 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Frits Abrahams 1 maart 2010
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be