achteromkomen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van achteromkomen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | achteromkomen | achterom te komen | ||||||
toekomend | zullen achteromkomen achterom zullen komen |
te zullen achteromkomen achterom te zullen komen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben achteromgekomen | te hebben achteromgekomen | ||||||
toekomend | achteromgekomen zullen hebben | achteromgekomen te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
achteromkomend | achteromgekomen | ev. kom achterom |
mv. verouderd komt achterom |
kome achterom (bijzin) achteromkome | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | kom achterom | komt achterom | komt achterom | komt achterom | komt achterom | komen achterom | komen achterom | komen achterom | |
verleden (o.v.t.) | kwam achterom | kwam achterom | kwam achterom | kwaamt achterom | kwam achterom | kwamen achterom | kwamen achterom | kwamen achterom | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal achteromkomen | zult/zal achteromkomen | zult/zal achteromkomen | zult achteromkomen | zal achteromkomen | zullen achteromkomen | zullen achteromkomen | zullen achteromkomen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou achteromkomen | zou achteromkomen | zou(dt) achteromkomen | zoudt achteromkomen | zou achteromkomen | zouden achteromkomen | zouden achteromkomen | zouden achteromkomen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | achteromkom | achteromkomt | achteromkomt | achteromkomt | achteromkomt | achteromkomen | achteromkomen | achteromkomen | |
verleden (o.v.t.) | achteromkwam | achteromkwam | achteromkwam | achteromkwaamt | achteromkwam | achteromkwamen | achteromkwamen | achteromkwamen | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal achteromkomen achterom zal komen |
zult/zal achteromkomen achterom zult/zal komen |
zult/zal achteromkomen achterom zult/zal komen |
zult achteromkomen achterom zult komen |
zal achteromkomen achterom zal komen |
zullen achteromkomen achterom zullen komen |
zullen achteromkomen achterom zullen komen |
zullen achteromkomen achterom zullen komen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou achteromkomen achterom zou komen |
zou achteromkomen achterom zou komen |
zou(dt) achteromkomen achterom zou(dt) komen |
zoudt achteromkomen achterom zoudt komen |
zou achteromkomen achterom zou komen |
zouden achteromkomen achterom zouden komen |
zouden achteromkomen achterom zouden komen |
zouden achteromkomen achterom zouden komen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb achteromgekomen | hebt achteromgekomen | hebt/heeft achteromgekomen | hebt achteromgekomen | heeft achteromgekomen | hebben achteromgekomen | hebben achteromgekomen | hebben achteromgekomen | |
verleden (v.v.t.) | had achteromgekomen | had achteromgekomen | had achteromgekomen | hadt achteromgekomen | had achteromgekomen | hadden achteromgekomen | hadden achteromgekomen | hadden achteromgekomen | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal achteromgekomen hebben | zal/zult achteromgekomen hebben | zult/zal achteromgekomen hebben | zult achteromgekomen hebben | zal achteromgekomen hebben | zullen achteromgekomen hebben | zullen achteromgekomen hebben | zullen achteromgekomen hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou achteromgekomen hebben | zou achteromgekomen hebben | zou/zoudt achteromgekomen hebben | zoudt achteromgekomen hebben | zou achteromgekomen hebben | zouden achteromgekomen hebben | zouden achteromgekomen hebben | zouden achteromgekomen hebben |