aanzuiveren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van aanzuiveren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aanzuiveren | aan te zuiveren | ||||||||
toekomend | zullen aanzuiveren aan zullen zuiveren |
te zullen aanzuiveren aan te zullen zuiveren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben aangezuiverd | te hebben aangezuiverd | ||||||||
toekomend | aangezuiverd zullen hebben | aangezuiverd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
aanzuiverend | aangezuiverd | ev. zuiver aan |
mv. verouderd zuivert aan |
zuivere aan (bijzin) aanzuivere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | zuiver aan | zuivert aan | zuivert aan | zuivert aan | zuivert aan | zuiveren aan | zuiveren aan | zuiveren aan | |||
verleden (o.v.t.) | zuiverde aan | zuiverde aan | zuiverde aan | zuiverde aan | zuiverde aan | zuiverden aan | zuiverden aan | zuiverden aan | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aanzuiveren | zult/zal aanzuiveren | zult/zal aanzuiveren | zult aanzuiveren | zal aanzuiveren | zullen aanzuiveren | zullen aanzuiveren | zullen aanzuiveren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aanzuiveren | zou aanzuiveren | zou(dt) aanzuiveren | zoudt aanzuiveren | zou aanzuiveren | zouden aanzuiveren | zouden aanzuiveren | zouden aanzuiveren | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | aanzuiver | aanzuivert | aanzuivert | aanzuivert | aanzuivert | aanzuiveren | aanzuiveren | aanzuiveren | |||
verleden (o.v.t.) | aanzuiverde | aanzuiverde | aanzuiverde | aanzuiverde | aanzuiverde | aanzuiverden | aanzuiverden | aanzuiverden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aanzuiveren aan zal zuiveren |
zult/zal aanzuiveren aan zult/zal zuiveren |
zult/zal aanzuiveren aan zult/zal zuiveren |
zult aanzuiveren aan zult zuiveren |
zal aanzuiveren aan zal zuiveren |
zullen aanzuiveren aan zullen zuiveren |
zullen aanzuiveren aan zullen zuiveren |
zullen aanzuiveren aan zullen zuiveren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aanzuiveren aan zou zuiveren |
zou aanzuiveren aan zou zuiveren |
zou(dt) aanzuiveren aan zou(dt) zuiveren |
zoudt aanzuiveren aan zoudt zuiveren |
zou aanzuiveren aan zou zuiveren |
zouden aanzuiveren aan zouden zuiveren |
zouden aanzuiveren aan zouden zuiveren |
zouden aanzuiveren aan zouden zuiveren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb aangezuiverd | hebt aangezuiverd | hebt/heeft aangezuiverd | hebt aangezuiverd | heeft aangezuiverd | hebben aangezuiverd | hebben aangezuiverd | hebben aangezuiverd | |||
verleden (v.v.t.) | had aangezuiverd | had aangezuiverd | had aangezuiverd | hadt aangezuiverd | had aangezuiverd | hadden aangezuiverd | hadden aangezuiverd | hadden aangezuiverd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal aangezuiverd hebben | zal/zult aangezuiverd hebben | zult/zal aangezuiverd hebben | zult aangezuiverd hebben | zal aangezuiverd hebben | zullen aangezuiverd hebben | zullen aangezuiverd hebben | zullen aangezuiverd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aangezuiverd hebben | zou aangezuiverd hebben | zou/zoudt aangezuiverd hebben | zoudt aangezuiverd hebben | zou aangezuiverd hebben | zouden aangezuiverd hebben | zouden aangezuiverd hebben | zouden aangezuiverd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm aangezuiverd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt aangezuiverd | er is aangezuiverd | |||||||||
verleden | er werd aangezuiverd | er was aangezuiverd | |||||||||
toekomend | er zal aangezuiverd worden | er zal aangezuiverd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou aangezuiverd worden | er zou aangezuiverd zijn | |||||||||
lijdende vorm aangezuiverd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aangezuiverd worden | aangezuiverd te worden | ||||||||
toekomend | aangezuiverd zullen worden | aangezuiverd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | aangezuiverd zijn | aangezuiverd te zijn | ||||||||
toekomend | aangezuiverd zullen zijn | aangezuiverd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word aangezuiverd | wordt aangezuiverd | wordt aangezuiverd | wordt aangezuiverd | wordt aangezuiverd | worden aangezuiverd | worden aangezuiverd | worden aangezuiverd | |||
verleden (o.v.t.) | werd aangezuiverd | werd aangezuiverd | werd aangezuiverd | werdt aangezuiverd | werd aangezuiverd | werden aangezuiverd | werden aangezuiverd | werden aangezuiverd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aangezuiverd worden | zult aangezuiverd worden | zult aangezuiverd worden | zult aangezuiverd worden | zal aangezuiverd worden | zullen aangezuiverd worden | zullen aangezuiverd worden | zullen aangezuiverd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aangezuiverd worden | zou aangezuiverd worden | zou/zoudt aangezuiverd worden | zoudt aangezuiverd worden | zou aangezuiverd worden | zouden aangezuiverd worden | zouden aangezuiverd worden | zouden aangezuiverd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben aangezuiverd | bent aangezuiverd | bent/is aangezuiverd | zijt aangezuiverd | is aangezuiverd | zijn aangezuiverd | zijn aangezuiverd | zijn aangezuiverd | |||
verleden (v.v.t.) | was aangezuiverd | was aangezuiverd | was aangezuiverd | waart aangezuiverd | was aangezuiverd | waren aangezuiverd | waren aangezuiverd | waren aangezuiverd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal aangezuiverd zijn | zult aangezuiverd zijn | zult aangezuiverd zijn | zult aangezuiverd zijn | zal aangezuiverd zijn | zullen aangezuiverd zijn | zullen aangezuiverd zijn | zullen aangezuiverd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aangezuiverd zijn | zou aangezuiverd zijn | zou/zoudt aangezuiverd zijn | zoudt aangezuiverd zijn | zou aangezuiverd zijn | zouden aangezuiverd zijn | zouden aangezuiverd zijn | zouden aangezuiverd zijn |