aanvrage
- aan·vra·ge
- samenstelling van aan en vrage
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanvrage | aanvragen |
verkleinwoord | - | - |
- verzoek, vaak min of meer officieel
1. verzoek, vaak min of meer officieel
vervoeging van |
---|
aanvragen |
aanvrage
- (in een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van aanvragen
- ... dat men aanvrage.
- Het woord aanvrage staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanvrage" herkend door:
34 % | van de Nederlanders; |
18 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be