• ver·zoek
enkelvoud meervoud
naamwoord verzoek verzoeken
verkleinwoord verzoekje verzoekjes

het verzoeko

  1. vraag om iets te doen, te laten of toe te staan
     Een bedrijf met meer dan tien werknemers mag een verzoek tot thuiswerken niet zomaar weigeren.[3]
  2. document waarin wordt gevraagd om iets te doen, te laten of toe te staan
     Koning Charles heeft formeel een verzoek ingediend om zijn zus Anne en broer Edward toe te voegen aan de lijst van zogeheten Counsellors of State. Deze Counsellors of State mogen voor hem invallen. Het verzoek van de vorst is maandag voorgelezen in het Britse Hogerhuis.[4]
vervoeging van
verzoeken

verzoek

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verzoeken
    • Ik verzoek. 
  2. gebiedende wijs van verzoeken
    • Verzoek! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verzoeken
    • Verzoek je? 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. verzoek op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron
    Ertan Basekin
    “Werken op kantoor blijft de norm, ook met recht op thuiswerken” (26 april 2023) op nu.nl  
  4.   Weblink bron “Koning Charles vraagt zijn zus Anne en broer Edward als vaste invallers” (15 november 2022) op nu.nl  
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


verzoek

  1. verzoek


verzoek

  1. verzoek