aanrichten
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanrichten (hulp, bestand)
- IPA: / ˈanrɪxtə(n) / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·rich·ten
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘veroorzaken’ voor het eerst aangetroffen in 1597 [1]
- samenstelling van aan vz en richten ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanrichten |
richtte aan |
aangericht |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
aanrichten
- overgankelijk veroorzaken, met name van schade
Vertalingen
1. veroorzaken, met name van schade
Gangbaarheid
- Het woord aanrichten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "aanrichten" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ "aanrichten" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ “ (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be