aanklampen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van aanklampen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aanklampen | aan te klampen | ||||||||
toekomend | zullen aanklampen aan zullen klampen |
te zullen aanklampen aan te zullen klampen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben aangeklampt | te hebben aangeklampt | ||||||||
toekomend | aangeklampt zullen hebben | aangeklampt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
aanklampend | aangeklampt | ev. klamp aan |
mv. verouderd klampt aan |
klampe aan (bijzin) aanklampe | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | klamp aan | klampt aan | klampt aan | klampt aan | klampt aan | klampen aan | klampen aan | klampen aan | |||
verleden (o.v.t.) | klampte aan | klampte aan | klampte aan | klampte aan | klampte aan | klampten aan | klampten aan | klampten aan | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aanklampen | zult/zal aanklampen | zult/zal aanklampen | zult aanklampen | zal aanklampen | zullen aanklampen | zullen aanklampen | zullen aanklampen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aanklampen | zou aanklampen | zou(dt) aanklampen | zoudt aanklampen | zou aanklampen | zouden aanklampen | zouden aanklampen | zouden aanklampen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | aanklamp | aanklampt | aanklampt | aanklampt | aanklampt | aanklampen | aanklampen | aanklampen | |||
verleden (o.v.t.) | aanklampte | aanklampte | aanklampte | aanklampte | aanklampte | aanklampten | aanklampten | aanklampten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aanklampen aan zal klampen |
zult/zal aanklampen aan zult/zal klampen |
zult/zal aanklampen aan zult/zal klampen |
zult aanklampen aan zult klampen |
zal aanklampen aan zal klampen |
zullen aanklampen aan zullen klampen |
zullen aanklampen aan zullen klampen |
zullen aanklampen aan zullen klampen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aanklampen aan zou klampen |
zou aanklampen aan zou klampen |
zou(dt) aanklampen aan zou(dt) klampen |
zoudt aanklampen aan zoudt klampen |
zou aanklampen aan zou klampen |
zouden aanklampen aan zouden klampen |
zouden aanklampen aan zouden klampen |
zouden aanklampen aan zouden klampen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb aangeklampt | hebt aangeklampt | hebt/heeft aangeklampt | hebt aangeklampt | heeft aangeklampt | hebben aangeklampt | hebben aangeklampt | hebben aangeklampt | |||
verleden (v.v.t.) | had aangeklampt | had aangeklampt | had aangeklampt | hadt aangeklampt | had aangeklampt | hadden aangeklampt | hadden aangeklampt | hadden aangeklampt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal aangeklampt hebben | zal/zult aangeklampt hebben | zult/zal aangeklampt hebben | zult aangeklampt hebben | zal aangeklampt hebben | zullen aangeklampt hebben | zullen aangeklampt hebben | zullen aangeklampt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aangeklampt hebben | zou aangeklampt hebben | zou/zoudt aangeklampt hebben | zoudt aangeklampt hebben | zou aangeklampt hebben | zouden aangeklampt hebben | zouden aangeklampt hebben | zouden aangeklampt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm aangeklampt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt aangeklampt | er is aangeklampt | |||||||||
verleden | er werd aangeklampt | er was aangeklampt | |||||||||
toekomend | er zal aangeklampt worden | er zal aangeklampt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou aangeklampt worden | er zou aangeklampt zijn | |||||||||
lijdende vorm aangeklampt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aangeklampt worden | aangeklampt te worden | ||||||||
toekomend | aangeklampt zullen worden | aangeklampt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | aangeklampt zijn | aangeklampt te zijn | ||||||||
toekomend | aangeklampt zullen zijn | aangeklampt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word aangeklampt | wordt aangeklampt | wordt aangeklampt | wordt aangeklampt | wordt aangeklampt | worden aangeklampt | worden aangeklampt | worden aangeklampt | |||
verleden (o.v.t.) | werd aangeklampt | werd aangeklampt | werd aangeklampt | werdt aangeklampt | werd aangeklampt | werden aangeklampt | werden aangeklampt | werden aangeklampt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aangeklampt worden | zult aangeklampt worden | zult aangeklampt worden | zult aangeklampt worden | zal aangeklampt worden | zullen aangeklampt worden | zullen aangeklampt worden | zullen aangeklampt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aangeklampt worden | zou aangeklampt worden | zou/zoudt aangeklampt worden | zoudt aangeklampt worden | zou aangeklampt worden | zouden aangeklampt worden | zouden aangeklampt worden | zouden aangeklampt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben aangeklampt | bent aangeklampt | bent/is aangeklampt | zijt aangeklampt | is aangeklampt | zijn aangeklampt | zijn aangeklampt | zijn aangeklampt | |||
verleden (v.v.t.) | was aangeklampt | was aangeklampt | was aangeklampt | waart aangeklampt | was aangeklampt | waren aangeklampt | waren aangeklampt | waren aangeklampt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal aangeklampt zijn | zult aangeklampt zijn | zult aangeklampt zijn | zult aangeklampt zijn | zal aangeklampt zijn | zullen aangeklampt zijn | zullen aangeklampt zijn | zullen aangeklampt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aangeklampt zijn | zou aangeklampt zijn | zou/zoudt aangeklampt zijn | zoudt aangeklampt zijn | zou aangeklampt zijn | zouden aangeklampt zijn | zouden aangeklampt zijn | zouden aangeklampt zijn |