• Zwit·ser·duits
enkelvoud bezitsvorm meervoud
naamwoord Zwitserduits - -
verkleinwoord - - -

het Zwitserduitso

  1. geen meervoud (taal) Duits zoals dat wordt gesproken in Zwitserland en Liechtenstein
    • Hij had problemen met het verstaan van haar Zwitserduits.