ISO 639-2
gmw
  • West-Ger·maans
enkelvoud bezitsvorm meervoud
naamwoord West-Germaans - -
verkleinwoord - - -

het West-Germaanso

  1. geen meervoud (taal) de taal die de voorouder is van de huidige West-Germaanse talen
  2. (taal) de gereconstrueerde taal die de voorouder is van de huidige West-Germaanse talen
    • Het West-Germaans werd rond het begin van de jaartelling gesproken. 
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen West-Germaans West-Germaanser West-Germaanst
verbogen West-Germaanse West-Germaansere West-Germaanste
partitief West-Germaans West-Germaansers -

West-Germaans

  1. betrekking hebbend op dat deel van de Germaanse taalfamilie waar het Nederlands, Fries en Duits toe horen, maar niet het Gotisch of het Noors