Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wee·moed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord weemoed -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

weemoed m

  1. gevoel van treurnis, verdriet, nostalgie
    • Hij dacht met weemoed aan de goede tijden van weleer. 
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen