• ve·mod
  • Afkomstig uit het Deens
  • Afleiding van het Noorse bijvoeglijke naamwoord vemodig
Naar frequentie 98051
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   vemod     vemodet     vemod     vemoda
vemodene  
genitief   vemods     vemodets     vemods     vemodas
vemodenes  

vemod, o

  1. weemoed
    «Jeg har følt et intenst vemod
    Ik voelde een intense weemoed.

vemod, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van vemod


  • ve·mod
  • Afkomstig uit het Deens
  • Afleiding van het Nynorske bijvoeglijke naamwoord vemodig
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   vemod     vemodet     vemod     vemoda  

vemod, o

  1. weemoed