elevar
Nynorsk
Woordafbreking
- ele·var
Zelfstandig naamwoord
elevar, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van elev
Spaans
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
elevar |
elevaba |
elevado |
volledig |
Werkwoord
elevar
Woordafbreking
- e·le·var
- overgankelijk
- verheffen, opheffen, ophijsen, optillen
- «Elevar la voz.»
- De stem verheffen.
- «Elevar la voz.»
- (wiskunde) verheffen (tot een macht)
- verhogen, opvoeren
- «Elevar los costos.»
- De kosten doenstijgen.
- «Elevar los costos.»
- oprichten
- bevorderen (in rang verogen)
- indienen, voorleggen