Kapp
Luxemburgs
enkelvoud | meervoud |
---|---|
Kapp | Käpp |
Zelfstandig naamwoord
Kapp
Pennsylvania-Duits
Uitspraak
Woordafbreking
- Kapp
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Duitse zelfstandige naamwoord Kappe
enkelvoud (onbepaald) |
enkelvoud (bepaald) |
meervoud (onbepaald) |
meervoud (bepaald) | |
---|---|---|---|---|
nominatief | en Kapp | die Kapp | Kappe | die Kappe |
datief | re Kapp | der Kapp | Kappe | de Kappe |
accusatief | en Kapp | die Kapp | Kappe | die Kappe |
Zelfstandig naamwoord
Kapp, v
- (kleding) kap, muts, pet; beschermkap
- (kleding) hoed
- (kleding) biretta
- (schoeisel) de neus van een schoen
- (historisch), (landbouw) de bedekking van op schoven gezet graan
- (historisch), (landbouw) U-vormig stuk aan het uiteinde van het handvat van een dorsvlegel
Uitdrukkingen en gezegden
- [1]: Er hot en Kapp uff.
Hij is aangeschoten.
-
[1]: En Kapp
Een kap -
[2]: En Kapp
Een hoed -
[3]: En Kapp
Een biretta -
[4]: En Kapp
Een neus -
[5]:Do mitaus Kapp
Hokken van graanschoven (hier zonder bedekking) -
[6]: En Kapp
U-vormig stuk aan het uiteinde van het handvat van een dorsvlegel
Hyponiemen
- [1]: Belskapp
- [1]: Gniekapp
- [1]: Saldaadekapp
- [1]: Schlofkapp
- [3]: Paffekapp
- [4]: Schuhkapp