• Haags
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen Haags Haagser Haagst
verbogen Haagse Haagsere Haagste
partitief Haags Haagsers -

Haags

  1. (demoniem) op Den Haag ('s-Gravenhage) betrekking hebbend
  2. (taal) in of met betrekking tot het Nederlands zoals dat in en om Den Haag wordt gesproken
  3. (politiek) van of betrekking hebbend op het landsbestuur
enkelvoud bezitsvorm meervoud
naamwoord Haags - -
verkleinwoord - - -

het Haagso

  1. geen meervoud (taal) Nederlands zoals dat in en om Den Haag wordt gesproken