Franstalig
- Geluid: Franstalig (hulp, bestand)
- Frans·ta·lig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | Franstalig | ||
verbogen | Franstalige | ||
partitief | Franstaligs | - | - |
Franstalig [1]
- de Franse taal sprekend
- De Franstalige man kon de Engelsman niet verstaan.
- van een taaluiting dat deze in het Frans is
- Ik kon de Franstalige krant niet lezen.
1. de Franse taal sprekend
2. taaluiting in het Frans
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord Franstalig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.