• IPA: /tʃɛrnaː/
  • čer·ná
  • Afgeleid van het bijvoeglijke naamwoord černý

černá v

  1. (kleur) rood
  2. (spreektaal) zwarte koffie
  3. de dood
  1. zubatá

černá

  1. nominatief meervoud van černé
  2. accusatief meervoud van černé
  3. vocatief meervoud van černé

černá

  1. nominatief vrouwelijk enkelvoud van černý
  2. nominatief onzijdig meervoud van černý
  3. accusatief onzijdig meervoud van černý
  4. vocatief vrouwelijk enkelvoud van černý
  5. vocatief onzijdig meervoud van černý

černá

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord černat
  2. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord černat