zwepen
- zwe·pen
de zwepen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord zweep
- ▸ In de kelders van het gebouw stonden van katrollen voorziene apparaten die bedoeld waren om de lichamen van gegeselden zo ver mogelijk uit te rekken, zodat zwepen maximale pijn en letsel konden aanrichten.[1]
- ▸ Nog altijd knalden de zwepen in het Sugar House aan Magazine Street over de ruggen van de ongelukkigen die de tredmolen in beweging moesten houden.[1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zwepen |
zweepte |
gezweept |
zwak -t | volledig |
zwepen [3]
- zweepdiertje, zweepdraad, zweephaar, zweeporchidee, zweeppartij, zweepslag, zweepstaart, zweeptol, zweepworm
1.
- Het woord zwepen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zwepen" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ 1,0 1,1 “Fortuna's kinderen” (2021), Hollands diep, ISBN 9789048858972
- ↑ zwepen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be