Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·zwe·pen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

opzwepen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opzwepen
zweepte op
opgezweept
zwak -t volledig
  1. zorgen dat de emoties van mensen hoog oplopen
    • Met zoveel vrolijke mensen in een zonovergoten weide, drankkraampjes die topomzetten draaien en artiesten die het publiek opzwepen lijkt Bevrijdingspop op een gewoon popfestival. [1] 
     Pogue deed wat geld in de jukebox, begon te dansen en zweepte iedereen op.[2]
  2. zorgen dat mensen beter gaan presteren
    • De regerend wereldkampioenen uit Brazilië lieten zich opzwepen door de duizenden enthousiaste toeschouwers en wonnen met 21-17 21-23 en 16-14. Voor Brouwer en Meeuwsen rest nu donderdag de strijd om het brons. [3] 
  3. van water: dat het in een bepaalde richting gedreven wordt
  4. van vuur : dat het harder gaat branden
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Tubantia Nico Heemelaar 10-01-17 2017
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3. Tubantia 11-01-2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be