opjutten
- op·jut·ten
- samenstelling van op bw en jutten ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opjutten |
jutte op |
opgejut |
zwak -t | volledig |
opjutten
- overgankelijk kwaad en opgewonden maken
- Ton was zijn zus aan het opjutten tegen Charlie.
- Het woord opjutten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opjutten" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be