Wikipedia zitzak
  • zit·zak
enkelvoud meervoud
naamwoord zitzak zitzakken
verkleinwoord zitzakje zitzakjes

zitzak m

  1. zitmeubel in de vorm van een grote zak gevuld met piepschuimen balletjes
    • Mijn vader herinnert zich dat hij een keer van zijn werk thuiskwam en zag dat mijn moeder de achtertuin aan het stofzuigen was. Ik had een zitzak opengemaakt en de hele achtertuin was bezaaid met witte piepschuimen balletjes. Want ik had zin in een witte kerst. [1]
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Polis
    , Benjamin (2004), vert. door J.W. Reitsma. Alleen een moeder kan van zo'n jongen houden: hoe ik leerde leven met ADHD, p. 20. Uitg.: Nieuwezijds, ISBN 9789057121968.
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be