zinlijk
- zin·lijk
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zinlijk | zinlijker | zinlijkst |
verbogen | zinlijke | zinlijkere | zinlijkste |
partitief | zinlijks | zinlijkers | - |
zinlijk [1]
- heel mooi en aangenaam; de zinnen prikkelend
- Het woord zinlijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zinlijk" herkend door:
48 % | van de Nederlanders; |
46 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be